Er was een bakker Kwakman die zat op nummer 88-89, op nummer 8 zat de groentewinkel van Botman. In het hof zat ook een muziekwinkel van een zekere Heuwkemeijer, die zat naast de winkel van Kwakman. Op een hoek, naar de Nieuweweg (Aanvulling Frits: tegenwoordig de Wethouder Frankeweg) zat een winkel Noack (de kruidenier), op de andere hoek op nummer 49 zat de melkwinkel van Zalmstra. Bijzonder was ook de beeldenwinkel. Dat was de winkel van Koster Pronk, die behalve heiligenbeelden ook rozenkransen verkocht, die zat op nummer 85. Er was ook een fietsenmaker op het hof.
Botman ken ik als winkel nog wel. In de oorlogsjaren kreeg je allemaal een soort klantennummer en als jouw nummer aan de beurt was, kreeg je twee kilo suikerbieten. Je moest wel betalen hoor!
In het Linnaeushof zat een tennisbaan, voor ons was dat heel gewoon. In de winter werd dat regelmatig een ijsbaan. Ik weet nog goed dat mijnheer Rozestraten dan de tennisbanen helemaal natspoot en onder water zette zodat er geschaatst kon worden. (Blijkbaar was dit toch zo bijzonder dat genoemde ijsbaan zelfs de krant haalde, zie de afbeelding. Aanvulling Frits).
Mijnheer Rozestraten was volgens mij de grote man achter het Linnaeushof. Hij was directeur van een aannemersmaatschappij. Hij zorgde eigenhandig voor dat de tennisbaantjes tot ijsbaan werden omgevormd. Dat de huisbaas dit soort dingen allemaal zelf deed, misschien wel bijzonder. Iedereen zag hem toen echt als een autoriteit. Maar bedenk wel dat ik toen nog een kind was, je wist niet beter. Of hij ook de huur ophaalde weet ik niet, mijn vader betaalde per giro.